Ethiek en Politiek

De morele verontwaardiging over Poetin sinds 24 februari, daarover kunnen we kort zijn. Die is in Europa nagenoeg algemeen, totaal en onherroepelijk. Dat lijkt vanzelfsprekend, gezien de verwoestingen in vele opzichten, nu en voor vele jaren die Poetin met zijn de oorlog in Oekraïne (en in Rusland) (heeft) veroorzaakt. Tegenover deze massieve verontwaardiging, die ook mij raakt gezien de ellende die Poetin teweeg brengt, kost het me moeite te bedenken dat internationale politiek altijd beschouwd is als machtspolitiek pur sang, een bereik dus van het menselijk handelen dat zich aan ethische beoordeling onttrekt. Eenmaal dat bedacht hebbende komen al die oorlogen bij me in herinnering die ‘wij’, het rijke, vrije, liberale, democratische, door waarden gedreven Westen sinds WO II hebben gevoerd of lieten voeren teneinde ‘onze’ perceptie van de werkelijkheid door te zetten tegen andere overtuigingen in. Morele verontwaardiging over Poetin komt al snel als een boemerang onze zelfgenoegzaamheid verstoren. Dus toch maar zo nuchter mogelijk erkennen dat het op het wereldtoneel om machtspolitiek gaat en niet anders? En in het verlengde daarvan dus nu om het hardst mee klagen met allen die roepen hoe naïef ‘wij’ geweest zijn, vooral in Europa, hoe blind we geweest zijn voor de signalen en de opmars in de afgelopen jaren van Poetin en hoe dom we waren onze oorlogsindustrie zo zwaar te verwaarlozen? Zit ik dan klem tussen morele naïviteit en bewapeningswedloop?

De Ander willen begrijpen

In 2009 schrijft de Harvard hoogleraar Internationale Betrekkingen Dominique Moïse in het nawoord van zijn boek De geopolitiek van emotie1 dat centraal in zijn wetenschappelijk werk de vraag staat hoe ethiek en geopolitiek met elkaar verzoend kunnen worden. Na de val van de muur en de teloorgang van de Sovjet-Unie is hij doordrongen geraakt van het belang om in de internationale verhoudingen de Ander2 te leren kennen. In de bipolaire wereld tijdens de Koude Oorlog was de Ander voor ‘ons’ geen vreemde, hij was de ideologische tegenpool. Zijn wereldbeeld en de daarmee samenhangende drijfveren waren duidelijk. Maar dat veranderde na 1989. De Svjet-Unie valt uit elkaar, China verschijnt ten tonele, geopolitiek blijft machtspolitiek, maar de aard van de tegenstellingen wordt diffuus. Reden voor Moïse om zich te verdiepen in overheersende emoties. Kort gezegd concludeert hij (in 2009!) dat de Arabische wereld beheerst wordt door het gevoel van vernedering, in China en India is de hoop dominant en in de USA en Europa regeert de angst. Op de angst kom ik terug. Nu interesseert me wat hij dan schrijft over Rusland. Hij ziet daar een amalgaam van emoties ten gevolge van de heftige ontwikkeling die het land in korte tijd moest doormaken. In twee jaar tijd vindt er een complete omwenteling van het waarden- en normensysteem plaats, van staatssocialisme naar marktkapitalisme. Daarnaast het bijna onmiddellijke verlies van internationale status, van grootmacht gedegradeerd tot machteloze toeschouwer, nog versterkt door het verlies van een groot aantal voormalige vazalstaten, die zich maar al te graag aansluiten bij de tegenstander van voorkort. De landen die eerst bewijs van kracht en trots waren werden van de ene op de andere dag bron van angst. Voeg daarbij de implosie van de drie pijlers van de voormalige identiteit van de Sovjet-Unie, te weten staat, imperium en leger, en het behoeft geen verbazing dat het gevoel van vernedering sterk aanwezig is in Rusland, evenals het verlies van identiteit, misschien toen nog enigszins getemperd door stijgende welvaart voor de burgers. In de woorden van Moïse maakt Poetin met de oorlogen in Tsjetsjenië en Georgië ondubbelzinnig aan het Westen duidelijk, dat hij zich nooit meer zal laten bedonderen. ‘Jullie zijn bang voor ons en dus bestaan we. We willen erkenning, goedschiks of kwaadschiks.’ Nogmaals: dit schreef hij in 2009! Voor de goede orde, het gaat Moïse niet om een psychologisering van de politiek. Hij probeert te begrijpen vanuit welke drijfveren de actoren in de internationale verhoudingen opereren. Zijn analyse van toen wordt ondersteund door de Duitse historicus Karl Schlögel, die in Christ & Welt van 24 maart j.l. aan het woord komt. Hij wijst op de korte periode in de jaren 90 van intensieve intellectuele discussie in Rusland over wat Rusland na 1989 kan en behoort te zijn. Maar Poetin heeft deze discussie over identiteit en zelfvertrouwen als het ware kortgesloten door massief de staat als drager van identiteit naar voren te schuiven en zich met steun van het patriarchaat te bedienen van een reactionaire ideologie van de Euraziatische Rus. Met als gevolg dat het sprankje hoop in de samenleving gewurgd is door de uitholling van alle rechtstatelijke organen. De maatschappij stagneert, geld komt van de export, niet van creativiteit en vernieuwing. Tegenover de relatieve welvaart in enkele grote steden staat toenemende armoede in de rest van het gigantische land. De braindrain, het vertrek van goed opgeleide jongeren uit Rusland is, aldus Schlögel, thans groter dan na de Oktoberrevolutie.

Chronopolitiek

Er is de afgelopen maanden veel geschreven over de ideologie, of zelfs over het geloof van Poetin, steeds weer in een pogen zijn ‘krankzinnigheid’ te kunnen begrijpen. De benadering van Moïse heeft het grote voordeel niet alleen de splinter in het oog van de ander te willen bestuderen, maar ook de balk in het eigen oog onder de loep te moeten nemen. Onze angst bijvoorbeeld. Maar ook een ander punt vraagt aandacht. Met de benadering van Moïse wordt het element tijd ingebracht in het denken over internationale politiek. Immers, angst en hoop hebben betrekking op wat ons te wachten staat, vernedering en rancune slaan terug op wie we waren. Alleen al recente slogans in de westerse politiek maken dat laatste duidelijk: Make America great again en Take back controle. Anders gezegd: emoties zijn ingebed in verhalen en verhalen voltrekken zich in een tijdsverloop. Als we het over ideologie hebben, de uitdrukking van onze verhouding tot de werkelijkheid, dan speelt daarin de factor tijd altijd een beslissende rol, hoewel zelden expliciet gemaakt. Het is erg verleidelijk ons te verbazen in het verlangen van Poetin terug te keren naar het Groot-Rusland van Catharina de Grote, pijnlijk wordt dat, als we niet de moeite willen nemen te onderzoeken in welk tijdsperspectief ‘wij’ zelf ons bestaan begrijpen. In een artikel in Die Zeit van 20 maart wijst ene Nils Markwardt op de dubbele deceptie van Rusland na 1989. Eerst was er de nederlaag van het socialisme, waarmee abrupt een zelfverstaan in tijd werd afgebroken, namelijk het zelf als opgenomen in een onstuitbare ontwikkelingsgang naar een glorieuze toekomst (in hoeverre dit zelfverstaan al ernstig aan erosie onderhevig was, doet er hier niet toe). Direct daarop werd het land geconfronteerd met de leugen van het tijdsperspectief waarmee de overwinnaar zijn wil aan de wereld tracht op te leggen. Was er niet de belofte dat ‘markt’ als oplossing van de chaos automatisch zou leiden tot rechtstaat en dus tot democratie en vrijheid? Dat is immers het verhaal over het tijdsverloop waarmee het Westen sinds WO II vriend en vijand paait? In dit verband gebruikt Markwardt de term chronopolitiek3, om aan te geven dat het in internationale verhoudingen niet alleen gaat om geopolitiek, dus om grenzen, landen en invloedsferen, maar ook om de dominantie van een tijdsbesef.

Vooruitgang als het onvermijdelijke

Het duurde even voor ik mij realiseerde dat al veel eerder Walter Benjamin wees op het belang van chronopolitiek, zonder die term te gebruiken. Hij legde bloot dat het hameren op de Vooruitgang als de drijvende kracht van de geschiedenis voor de bourgeoisie niets anders was dan een argument om alles bij het bestaande te houden en om de arbeidersklasse de argumenten voor een permanente strijd uit handen te slaan.4 En tot op de huidige dag wil de ideologie van het kapitaal doen geloven: laat alles bij het oude, want dan komt het vanzelf goed. De vrije markt zorgt immers voor welvaart, vrijheid en democratie voor iedereen. En kijk maar om je heen, wordt er aan toegevoegd, overal waar de markt stagneert is sprake van de schending van mensenrechten. Dus als nu de hele wereld maar wil worden zoals wij in het vrije Westen, dan komt alles goed. En daarom moeten wij koste wat het kost onze levenswijze verdedigen tegen alle bedreigingen en ondermijningen en aanvallen. Wij zijn de norm, als wij verloren gaan, gaat de wereld verloren. Dit is het tijdsverhaal waarin wij  van het vrije Westen leven, het verhaal van de onontkoombaarheid van het komende op voorwaarde van een strikt vasthouden aan het bestaande. Heel expliciet wordt dit verhaal niet verteld, getuige bijvoorbeeld de constatering van Caroline de Gruyter in de NRC van 30 april, dat het Westen dringend verlegen zit om Het grote verbindende verhaal. Ze wordt in dezelfde krant op haar wenken bediend door Jonathan Holslag, politicoloog aan de VU te Brussel, maar of Caroline zijn verhaal bedoelt is de vraag. Hij stelt onomwonden dat het verhaal van het Westen nog altijd het verhaal is van de grote bedrijven en hun aandeelhouders. Het simpele verhaal dus van hebben, hebben, hebben in plaats van zijn. En dit verhaal betekent overal elders in de wereld het verhaal van uitbuiting en bestaansonzekerheid. Bestaansonzekerheid die de laatste decennia verhevigd wordt door klimaatverandering en ecologische kaalslag, ontwikkelingen die dramatische impact hebben op mensen en volken overal ter wereld, maar toch in overgrote mate veroorzaakt worden door de levensstandaard in het vrije Westen. Elders in de wereld groeit daarom al of niet bewust een diep besef dat het zo niet verder door kan gaan. Een strikt vasthouden aan het bestaande betekent de teloorgang van de levensmogelijkheden van de mens op aarde.

De haat

Moïse spreekt in zijn boek over drie culturen, die van de hoop, de angst en de vernedering. Een opmerkelijke onevenwichtigheid, want angst en hoop zijn emoties, vernedering is dat niet. De ervaring vernederd te worden is bron van emotie, niet zelden de emotie van haat. Over haat spreekt Moïse niet, terwijl nine-eleven toch ondubbelzinnig een uiting was van haat. Als de haat er eenmaal is zijn er altijd verhalen te vinden waarmee de haat gerechtvaardigd kan worden. Die verhalen hoeven met de bron van haat, de ervaring van vernedering, geen verband te houden. Lezende over Poetin en zijn drijfveren kan ik tot geen andere conclusie komen dat hij haat en die haat is tegen ons, het Westen gericht. Alle verhalen die hij om zijn haat heen weeft doen er niet werkelijk toe. Moge zijn handelen misschien voor eigen publiek een schijn van (absurde) rationaliteit geven, zij hebben geen andere functie dan zijn eigenlijke drijfveer, de haat, tegelijk te verwoorden en te verhullen. Poetin haat het Westen en de enige manier die hij ziet om zijn haat tot gelding te maken is de verovering, en als dat niet lukt de vernietiging van Oekraïne. Dat is de grote tragiek van Oekraïne. Maar ‘wij’ zijn het die gehaat worden. En Poetin staat niet alleen in zijn haat, hoe diffuus die ook zijn mag. De haat leeft in de banlieues van Parijs en in de sloppenwijken van Rio de Janeiro, de haat sluimert bij al die landen die niet hebben ingestemd met een veroordeling van Rusland in de VN, de haat broeit overal waar het vrije Westen regimes in stand houdt die elke vooruitgang blokkeren, zoals in Egypte en Saudi-Arabië, de haat ontkiemt en wast overal onder ons waar het fascisme voet aan de grond krijgt.  Wij worden gehaat. Maar wij hebben geen tijd om er bij stil te staan, want het enige tijdsperspectief dat er voor ons toe doet is het einde van de maand en de duur van ons arbeidscontract en de looptijd van de hypotheek en de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Ons tijdsbesef is onder het motto Tijd is geld en onder druk van de altijd te volle agenda verschrompeld tot een planningsprobleem van de eigen levensloop. Hoezo decadent, patriarch Kyrill?5 Dat is onze vrijheid, toch? Maar in plaats van ons druk te maken over de al of niet onzinnigheid van de verhalen waarin de haat verpakt wordt, kunnen we beter ons bezinnen over de wijze waarop wij de haat veroorzaken. In een woord te vangen: uitzichtloosheid. Ja, het is verstandig dat wij in het Westen bang zijn. Maar de reflex dan maar de bewapeningswedloop een nieuwe impuls te geven is heel dom. Want wie wind zaait, zal storm oogsten. Het is uiterst pijnlijk onder ogen te moeten zien dat de storm die nu in Oekraïne woedt, door ons gezaaid is. Eens zal de storm boven ons eigen dak losbarsten. Tenzij we leren luisteren naar de haat waarmee we gehaat worden.

Noten:

1 Dominique Moïse: De geopolitiek van emoties, Hoe culturen van angst, vernedering en hoop de wereld veranderen; (2009), Nieuw Amsterdam 2009.

2 Het gebruik van de hoofdletter als hij het heeft over de Ander doet vermoeden dat de Fransman Moïse, zoon van een Auschwitz-overlevende, geïnspireerd is door het werk van Levinas.

3 De term chronopolitiek wordt geïntroduceerd door George Wallis in een artikel in Foreign Affairs van 1970.

4 Zie mijn artikel  Want jullie waren slaven in Ophef 21 – 1.

5 In het artikel over Benjamin kwam het theologische aspect van tijd aan de orde. Hier zij alleen herinnerd aan de waarschuwing van Agamben, dat de kerk haar bestaansrecht op het spel zet als zij de vraag naar het Eschaton niet meer aan de orde durft te stellen.

Harm Dane