- Ilja Leonard Pfeiffer, Alkibiades, Amsterdam: De Arbeiderspers 2023, 944 pag. € 36,99. ISBN 978 90 295 4986 8.
Opnieuw een niet-theologisch boek in deze rubriek, maar wel in het kader van ons nadenken over politiek en hoe daar als gelovigen mee om te gaan. Een van de weinige dingen waar Rieta, mijn vrouw, en ik het grondig over oneens zijn is Ilja Leonard Pfeiffer. Zij vindt hem een verwaande kwast en leest hem niet. Ik ben dat wel een beetje met haar eens (wat dat verwaande betreft) maar lees hem wel, omdat het ook een groot schrijver is. Na boeken over Genua (La Superba) en Venetië (Grand Hotel Europa) is er alweer een tijdje Alkibiades, vooralsnog zijn magnum opus. Volgens het omslag is het een roman en gezien het onderwerp zou je kunnen spreken van een ’historische roman’. Vrijwel alle figuren die in het boek voorkomen hebben echt geleefd en een rol gespeeld in de Peloponnesische oorlog tussen Sparta en Athene, waarover dit boek gaat. Ook Alkibiades, hoezeer met zijn wapperende haardos gemodelleerd naar Pfeiffer zelf, heeft geleefd en was inderdaad een tijd lang de strateeg van Athene in deze oorlog. Maar het boek zelf is inderdaad geen geschiedschrijving maar een roman. Het geeft de (niet historische) boeken weer, waarin Alkibiades op het eind van zijn leven verantwoording aflegt aan de burgers van Athene. Athene wordt beschreven als de oudste democratie ter wereld. Het heeft, anders dan Sparta en het Perzische rijk (de twee tegenhangers van Athene) geen koning, maar de volksvergadering komt op de agora bijeen om haar mening te geven over belangrijke politieke beslissingen en daar zo nodig ook over te stemmen. Dat die volksvergadering alleen bestond uit vrije mannen en vrouwen en slaven er dus geen deel van uitmaakten, is voor het verhaal even niet belangrijk. Maar het betekent dat de leiders van Athene moesten proberen de volksvergadering te overtuigen van het belang van hun maatregelen. Pericles is voor Alkibiades (en dus voor Pfeiffer) het voorbeeld van een goede democratische leider. En wat is daarvan het kenmerk? Hij doet wat goed is voor Athene en probeert de volksvergadering daarvan te overtuigen. Zijn tegenbeeld is Kritias. Hij probeert met trucjes en redenaarskunsten het volk te overtuigen van zijn gelijk, om dat vervolgens te presenteren als de wil van het volk. Pfeiffer gebruikt daarvoor de term ‘ochlokratie’. ‘Ochlos’ is het (ook in ons Nieuwe Testament voorkomende) woord voor massa of menigte. Niet het volk, maar de opgezweepte menigte regeert of beter gezegd, de volksmenner, die de menigte heeft opgezweept. Het boek telt meer dan negenhonderd pagina’s en heel dat boek teschrijven past niet binnen het concept van deze rubriek, die jullie wil attenderen op lezenswaardige boeken. Waar het mij om gaat, is dat Pfeiffer het debat aan wil gaan, over de vraag wat werkelijk democratie is. En Pfeiffer doet dat volgens mij niet alleen, omdat hij zo graag een historische roman over Athene in de vijfde eeuw voor Christus wilde schrijven, maar omdat hij gelijkenissen ziet met de gang van zaken in het Europa van nu, ook bij ons in Nederland. Hij noemt het nergens expliciet, maar wie tussen de regels leest, herkent het op allerlei plaatsen. De vorige regering is gevallen, omdat niet alle partijen mee wilden doen met het inperken van het recht op gezinshereniging. Yesilgöz, onze minister van justitie suggereerde dat dit eindeloze stromen nieuwe immigranten zou betekenen. Dat is een inmiddels aangetoonde leugen. Zij had dat zo aangevoeld, zoals haar partijgenoot Kamp destijds had aangevoeld, dat er verschrikkelijk veel misbruik van de toeslagen werd gemaakt. Omdat de regering was gesneuveld op het asielvraagstuk, werd dat als vanzelf hèt thema van de verkiezingen, die (nu moeten we zeggen: natuurlijk) gewonnen werd door de asielpartij bij uitstek. De afgelopen jaren werden er (afgezien van de Oekraïners die helemaal geen asiel aan hoefden vragen) gemiddeld zo’n veertienduizend asielaanvragen per jaar goedgekeurd. Dat is, rekent u even mee, minder dan één promille van onze bevolking. Toch werd ons wijs gemaakt, dat dit het beslissende thema was voor de toekomst van ons land, onze cultuur en onze economie. Dat was dus klinkklare volksverlakkerij, maar op grond van de uitslag van de verkiezingen, wordt van links tot rechts verklaard, dat dit rechtse beleid nu eenmaal is waarvoor de meerderheid van het volk heeft gekozen. En omdat we in een democratie leven, moeten we daar wel mee akkoord gaan. Zou dat geen reden zijn, om ons af te vragen wat de tekortkomingen van onze democratie zijn? Bij het lezen van Akibiades moest ik denken aan de briljante roman Castellio gegen Calvin van Stefan Zweig uit 1936. Hij beschrijft het conflict tussen Castellio als de man van het geweten (het doden van een mens is het doden van een mens…) en Calvijn als de man van de macht in Genève, maar hij heeft het natuurlijk ook over de opkomst van Hitler, waarvoor hij als Joodse criticus uiteindelijk zal moeten uitwijken naar Brazilië en waar hij in 1942 zelfmoord pleegt. Ik kan het niet laten om ter afsluiting Zweig te citeren uit zijn inleiding: Want ieder, die mensen een nieuwe waan van eenheid en reinheid schenkt, haalt vóór alles uit hen de heiligste krachten: hun offervaardigheid en hun geestdrift. Miljoenen zijn als in betovering bereid, zich te laten nemen, bevruchten, ja verkrachten, en hoe meer zulk een verkondiger en belover van hen eist, des te meer zijn ze aan hem verknocht.
- Dick de Jong, ….als de mens die naast je is. Theologisch denken over zorg en zorgen, Utrecht: Uitg. Eburon 2024, 218 pag. € 29,50. ISBN 978 94 6301 496 0.
Op 26 maart jongstleden promoveerde Dick de Jong (met wie ik ooit samen studeerde in Utrecht) op dit proefschrift over zorg en zorgethiek. Omdat mogelijk – we hopen als nummer 3 van deze jaargang weer een boekje (over Kleijs Kroon) als Ophef-special uit te geven – pas in nummer 4 weer boeken besproken kunnen worden, wilde ik deze mooie dissertatie toch graag in dit nummer aankondigen en aanbevelen (wat ik bij deze doe!), maar moet tegelijkertijd vaststellen, dat ik niet thuis ben in de zorgethiek en van de meest geciteerde auteur, de zorgethicus Joan Tronto, nog nooit een letter heb gelezen en ook de andere zorgethici meestal niet ken. Ik ben dan ook niet de meest geschikte recensent. Ik heb daarom Cok den Hertog (gepromoveerd in de theologie en oud-docent zorgethiek aan de Hogeschool Utrecht) gevraagd om het boek te recenseren. Die recensie zou dan in het kerstnummer van Ophef komen, maar tegen die tijd kunt u het proefschrift gelezen hebben en hebbenvastgesteld, hoe nuttig het is dat deze discussie over zorg ook onder theologen wordt gevoerd.
- Jaco Zuurmond, Een Godswoord in mensentaal. Verantwoording bij en verwerking van de heruitgave van K.H. Miskotte, Om het levende Woord, Middelburg: Skandalon 2024. 238 pagina’s € 39,95. ISBN 978 94 9322 059 1. Samen met: K.H. Miskotte, Om het levende Woord (studieuitgave), Middelburg: Skandalon 2024. 528 pag. € 99,95. ISBN 978 94 9322 057 7.
Ik weet niet of de theologie in navolging van de geneeskunde inmiddels heeft besloten om geen cum laudes meer te verlenen, omdat dit de competitiedrift aan zou wakkeren, maar als dat niet het geval is, had dit proefschrift, waarop Jaco Zuurmond op 15 april jongstleden promoveerde, mijns inziens zeker deze onderscheiding verdiend. In de eerste plaats om de gigantische hoeveelheid werk (en dus ook tijd) die eraan besteed is en in de tweede plaats om de zorgvuldigheid (tot op de komma) waarmee de bronnen zijn bestudeerd. Een heel heruitgegeven boek als bijlage bij een dissertatie, heb ik nog niet eerder gezien, maar het is echt een noodzakelijk onderdeel van de dissertatie. Misschien zou je, zoals Jaco ook suggereert met de ondertitel van zijn dissertatie, het proefschrift zelf als bijlage (verantwoording en verwerking) bij de heruitgave moeten zien. Wat ik bij de heruitgave van Miskottes Hoofdsom der historie (VW deel 15) deed, laten zien wat de (gesproken) tekst uit 1944 was en wat daar in 1945, na de bevrijding, was toegevoegd, deed Jaco met Om het levende Woord. Maar hij had met een veel groter aantal teksten en tekstvarianten te maken. Hij had aan sterretjes en balletjes om het in de tekst zichtbaar te maken niet genoeg, maar had een heel kleurenpalet nodig, om te laten zien hoe de tekst was ontstaan en vervolgens in verschillende fases weer aangevuld of veranderd. Al is het misschien niet passend om te zeggen over een theologisch proefschrift: een heidens karwei. Dat is wat u terugvindt in de studieuitgave. In die uitgave zelf wordt volstaan met een leeswijzer van 4 pagina’s. Om de achtergrond van al die kleurtjes, toevoegingen en aanpassingen te begrijpen moet u de dissertatie lezen. Daarin wordt geprobeerd uit te leggen, waarom volgens de auteur Miskotte door de jaren heen tot nieuwe inzichten was gekomen en op grond daarvan zijn tekst had aangepast of aangevuld. Wij kunnen het Miskotte niet meer vragen en daarom zal ik het Jaco niet kwalijk nemen (ik vind het zelfs dapper en nuttig) dat hij hier en daar een eigen veronderstelling heeft vermeld (niet een speculatie, maar een goed onderbouwde veronderstelling).
Maar het proefschrift biedt meer. Het is ook een theologische studie van Om het levende Woord. Zo wordt uitvoerig ingegaan op de context, die bijvoorbeeld verschilde, wanneer een oorspronkelijk in 1934 geschreven opstel in 1941 opnieuw (en aangepast en ‘aanmerkelijk uitgebreid’) werd uitgegeven. Zo schrijft hij ook over de volgens hem belangrijkste inspiratiebronnen van Miskotte, Barth en Rosenzweig, en probeert de invloed van deze theologen op de tekst van Om het levende Woord aan te tonen of aan te wijzen. Hij begint dat vierde hoofdstuk, met het citeren van een brief van Miskotte aan Barth uit 1956: ‘Warum weigert Karl Barth sich Rosenzweigs Stern der Erlösung zu lesen. Von 1928 hämmere ich darauf!’. Ik moest onmiddellijk denken aan de Barth-Tagung in De Glind in 2016, waar ondergetekende en Eberhard Busch beiden een inleiding hielden over het thema: ‘Das Heil ist aus den Juden. Israël und die Kirche bei Karl Barth’ (beide lezingen werden gepubliceerd in het Zeitschrift für Dialektische Theologie 65 (2017/1)). In het nagesprek na de inleiding van Busch legde ik hem juist dit citaat van Miskotte voor, waarop ik vrolijk uitgelachen werd door Busch. Het zou een grapje zijn, natuurlijk had hij Rosenzweig gelezen. In Barth – ein Porträt in Dialogen uit 1915 schrijft Busch al dat Barth ‘kokketiert und (warum auch immer) versteckt hat was er längst kannte’, terwijl hij in de noot eronder uitlegt dat Barth Rosenzweig beschouwde als verwant met de Patmoskring van Rosenstock-Huessy, aan wie Barth zoals bekend verschrikkelijk de pest had. Wat het natrekken van de invloed van Barth en Rosenzweig bemoeilijkt is dat Miskotte de teksten van deze twee leermeesters zo in zijn hoofd had, dat hij ze vaak uit het hoofd citeerde (of misschien zelfs aanhaalde zonder zelf te beseffen dat het een citaat van hen was) en dan niet vermeldde waar het citaat vandaan kwam. Ook daar draait Jaco zijn hand niet voor om. Hij vindt de citaten, vult ze aan of corrigeert ze en vermeldt de vindplaats. In het curriculum van Jaco las ik dat hij eerst elektrotrechniek heeft gestudeerd. Een bèta dus. Dat is misschien wel nodig voor dit precisiewerk! Eén klein kritiekpuntje. Als Rosenzweig genoemd wordt als één van de bronnen van Miskotte, moet eigenlijk geweten worden, dat Gerben van Manen in 2017 promoveerde op een studie over Miskotte en Rosenzweig. Die studie wordt niet aangehaald en staat dus ook niet bij de gebruikte literatuur.
Tenslotte: ik kan me voorstellen dat honderd euro voor de studieuitgave veel geld is al is die het ook best waard. Ik weet dat, hopelijk volgend jaar, de heruitgave van Miskottes Om het levende Woord in het Verzameld Werk verschijnt. U moet dan vast de kleurtjes en nog het een en ander meer missen, maar de aangepaste tekst in hedendaags Nederlands krijgt u dan toch.
Recente reacties