Ik was de afgelopen weken in Curacao en Congo. In Curacao was ik op werkbezoek met Nederlandse jongeren van wie het leven gestempeld is door jeugdzorg. Ze kwamen voor een uitwisseling met jongeren in groeps- en gezinshuizen op Curacao. We ontmoetten daar de warmte van de brasa’s en de gezelligheid die in de Nederlandse jeugdzorg streng verboden zijn. We ervoeren over grenzen heen het belang van onderling contact tussen lotgenoten. Op zondagmorgen was ik in de Fortkerk. Een kerkgebouw door het koloniale Nederlandse regime geplaatst in het bestuurscentrum. De ruis en geur van eeuwen machtspolitiek hangen er. Elk geloofswoord is daarmee belast. Ik vond het verwarrend dat het allereerst zo gewoon voelde, tussen allemaal mensen die op mij lijken: witte oudere mensen. Het ‘Grote God, wij loven U’ klinkt in deze situatie huiveringwekkend: is het de Heer van het almachtige westen die hier wordt aangeroepen als ‘Heer, o sterkste aller sterken!’?, van wie geldt: ‘Heel de wereld buigt voor U…’. Tegenhanger was dat de predikant met psalm 114 inzette bij het wegtrekken uit Egypte (maar welk Egypte?). En dat daarvoor al het inleidende zware  orgelspel spontaan werd begeleid door een tropische zangvogel door de open ramen heen – hoe symbolisch. En dat het orgel de preek afrondde met een licht swingende versie van ‘What a wonderful world’ – zeg dat wel. In Congo was ik in de geest. Ik verdiepte me in de geschiedenis van dat land, omdat mijn zoon daarheen als diplomaat vertrok. Het boek van David van Reybrouck vormde een goede gids. Ik werd zeer geraakt door al het geweld dat westerse koloniale machten dit land hebben aangedaan, een geschiedenis van stromen bloed. Ik werd getroffen door de beschrijving van de introductie van het kapitalistisch systeem: mensen werden weggehaald uit de bestaande collectieve structuren (mede door de privatisering van de grond) en tot individuen gemaakt die zichzelf door loonarbeid moeten verwerkelijken en verbeteren. Dit alles met behulp van de kerk, die de mensen leerde om in keurige monogame gezinnen samen te leven en daarvoor in loondienst te treden.

En dan Nederland. De koloniale verhoudingen zijn naar binnen geslagen, met een onderdrukkende economische elite. Op het moment dat ik dit schrijf zit er nog steeds geen beweging in de kabinetsformatie. Ik begrijp de ergernis hierover, maar zie een politieke oorzaak: de wil om zo lang mogelijk de oude orde rekken, onwil en onvermogen om de problemen die er zijn aan te pakken. De politieke partijen in het midden zijn verlamd door angst voor de helder geworden realiteit van de kloof tussen burgers en bestuur en van de klimaatramp die op ons af raast. En de partijen op midden-links staren zich blind op de kleine brokjes die Rutte hen zal toewerpen. Een morbide verlamming.Er is niet minder dan een bekering nodig. Ik gebruik met opzet een geloofswoord, met de volle inhoud van crisisbesef, berouw en daadwerkelijke omkeer. Die omkeer zou voor alles gestalte moeten krijgen in een Crisiswet voor het klimaat, Klimaatwet 1.5. Opdat ‘onze lieve aarde nog kans op redding heeft.’

Harry Pals.