Op het moment dat ik dit schrijf is het nog zeer onzeker hoe de brute overval van het Russische leger op Oekraīne zal verlopen. Dat deze oorlog heel veel leed brengt aan beide kanten is wel zeker.Voor mij blijft helder als uitgangspunt: oorlog is geen oplossing, nooit. Oorlog schept altijd nieuwe problemen. Op het moment dat alle kansen om oorlog te voorkomen gemist zijn, zie ik ook geen geweldloze wegen meer. Maar dan nog blijft het belangrijk om het grotere kader om deze agressie heen te bedenken – dat is geen empathie voor Poetin, zoals mij verweten werd, maar nuchtere analyse, behulpzaam om een weg uit de crisis te bedenken. Na afloop van de koude oorlog had er gewerkt kunnen worden aan een gemeenschappelijk veiligheidssysteem in heel Europa, met afspraken over terugschroeven van de bewapening juist in Midden-Europa. Maar de NAVO moest zo nodig uitbreiden richting Rusland. En moest haar eigen bestaan bewijzen door een nieuwe vijand te zoeken – dat werd eerst de islam, en nu kan Rusland weer als zodanig dienen. Het zou verschil uitgemaakt hebben als achter alle retoriek van Poetin ook de woede over een oprukkend westen gehoord was. Er is weinig aandacht voor, maar deze oorlog is ook een strijd tussen christenen – ook Rusland hoort bij het ‘christelijke Europa’, meer nog dan het geseculariseerde West-Europa. Net als in de beide wereldoorlogen vereenzelvigen kerken zich weer met hun land – hoezeer ik dat van de Oekraīense kerken ook kan begrijpen. Hoe kan dit, als christenen belijden dat ‘Christus onze vrede is, die de twee één heeft gemaakt’? Dat is geen utopie, dat was werkelijkheid, in de ecclesia met Grieken, Romeinen en Joden, met heren en slaven. Nu valt de kerk weer uiteen in nationalistische partjes. Ik miste op de zondag na de Russische inval de verbijstering daarover dat we als christenen samenkomen terwijl elders in Europa christenen elkaar afmaken. Maakt dat niet alle vrome woorden ongeloofwaardig? Op die zondag zongen we als loflied een lied van Israël, op het liturgieblad sterk aangeduid als ‘lied tegen de oorlog’: psalm 76. Het 2e vers kon ik niet meezingen, door de emoties, maar ook door mijn ongeloof: “…Gij die de oorlogsbliksem dooft. / Gij die het zwaard breekt en het schild [dus ook de (defensieve) wapens uit Nederland, dacht ik meteen…] / en die de oorlog niet meer wilt” – ja, die laatste zin, die geloof ik, maar verder… Ik merk geen God die ‘ten oordeel’ opstaat en ‘het boos geweld’ zal wegdoen (vs. 5). Mij troost dan dat Willem Barnard (die deze psalm berijmde) dat eigenlijk ook niet kon geloven, maar het toch opschreef en meezong. Misschien moeten we het houden bij de zin uit vs. 3: “Wie tot geweld was toegerust… / Gij hebt hen in hun droom gestoord, / geslagen met uw dreigend woord”.- het woord als een oordeel heeft uit de hemel van de Eeuwige geklonken, en dat Woord moet het doen, dat moet worden nagesproken. Tegen de oorlog dus.

Harry Pals