Soms vraag ik me af

            of Maria Jezus borstvoeding gaf,

            of ze het uitschreeuwde als hij haar beet.

 

            En soms vraag ik me af

            of het te gewoon is

            om dit te vragen in een kerk

            vol mannen zonder melkvlekken op hun overhemd…

 

            Maar dan denk ik aan het voeden van Jezus,

            het baren van Jezus,

            het bloedverlies

            en de geur van zweet,

            het zout van moedertranen…

 

            En dan denk ik:

            als de gewoonheid van de geboorte niet eerlijk gepredikt wordt

            door mannen die macht hebben maar geen lasten dragen,

            door mannen die autoriteit hebben maar nooit onderdanig zijn,

            dan moet er helemaal niet over gepreekt worden.

            Want het echte schandaal van de geboorte van God

            zit in de gebarsten tepels van een 14-jarige…

 

            [naar een gedicht van Kaitlin Hardy Shetler; vert. H.P.]

 

Een heftig, confronterend gedicht; lichamelijk, nabij – zeker voor vrouwen. Wat het gedicht verwoordt blijft dicht bij Maria’s ervaring, de ervaring van elke barende moeder. Deze geboorte wordt een ‘schandaal’ genoemd, letterlijk een ‘struikelblok’, aanstootgevend: dat God zo ‘vleselijk’ verknoopt is met dit allergewoonste vrouwenlichaam. Dat is de kern van Kerst. Wat zal dit Maria moeite gekost hebben. Vragen zullen al maandenlang door haar hoofd gespookt hebben: Wat betekent dit allemaal voor mij? En voor mijn kind? Hoe moet dit verder? Met die vragen zie ik haar daar op het smerige stro in de stal liggen, na de geboorte van Jezus – afgemat, overweldigd, vol liefde. Maar dan is ze opeens in vertrouwd gezelschap, als er herders op kraamvisite komen in de stal. Ongeletterde, volkse jongens, gemeden door nette mensen. Maar Maria verstond ze wel: het waren ‘haar soort mensen’. En ze hebben, net als Maria, engelen gezien en gehoord, met een boodschap: er is een koningskind geboren! Gaat dit echt over mijn kind? moet Maria gedacht hebben.

En later komen er ook nog vreemden in de stal, wijzen uit het oosten. Lui die het erg hoog in hun bol hebben, die veel te dure cadeaus geven. Maar ze knielen wel. En ook al hebben zij geen engelen gezien, een ster zagen ze wel, en ze begrepen de boodschap: er is een koningskind geboren! Gaat dit echt over mijn kind? moet Maria gedacht hebben. Ja, dit kind wordt allereerst als koningskind herkend door nederige mensen – en dan ook door hooggeplaatste mensen. In die rij bevinden wij ons ook ergens.

En Maria bewaarde al deze woorden, ze overwegende in haar hart” (Lucas 2 : 19)

Harry Pals