Maria uit Nicaragua

Afgelopen zondag klonk in veel kerken het verhaal van de engel die op bezoek gaat bij Maria, om de bijzondere onmogelijke geboorte van haar kind aan te kondigen. Gods bode daalt af naar een meisje uit Nazareth, uit het verachte Galilea. De evangelist Lucas vertelt dit verhaal en hij brengt daarin het hoge en lage samen. Hij is zijn evangelie begonnen in het hoog aangeschreven religieuze centrum Jeruzalem, in de tempel, met priester Zacharja, die eerst tot zwijgen moet komen om God te verstaan. En meteen daarop richt Lucas de focus op het geminachte randgebied, naar een niet-geziene jonge vrouw, die niet meetelde – omdat ze in achterafgebied woonde, omdat ze geen status had, omdat ze zonder man was, omdat ze vrouw was… Deze Maria was geen christen en is alleen daarom al dus niet van de kerk, niet van ons. Ze hoort bij Israël – daar zal het morgen over gaan. Vandaag richt ik de aandacht erop dat zij bij het Israël van de armen hoort.

Ik herinner me een priester – Ernesto Cardenal – die het verhaal van Maria las met de armen van zijn dorp, Solentiname in Nicaragua (Midden-Amerika). Dat was in de tijd dat het volk in opstand kwam tegen dictator Somoza, in de 70-er jaren van de vorige eeuw. De dorpelingen zeiden vol verbazing: Maria is net als wij, net zo arm en veracht, niemand die rekening houdt met haar – en ook niet met ons; en zij staat op, ze komt in opstand, ze gelooft in verandering – net als wij hier in Nicaragua…Ze bespreken het verhaal van de aankondiging van de engel aan Maria [‘Het evangelie in Solentiname. Nicaraguaanse boeren praten over verhalen uit de bijbel’] :

De oude Tomás Peňa zegt: ‘De engel feliciteert haar omdat zij moeder gaat worden van de messias en hij feliciteert ook ons daarmee omdat dat wil zeggen dat de verlosser niet onder de rijken, maar onder ons, armen, geboren gaat worden.’ Felix: ‘De bevrijder móest wel onder de onderdrukten geboren worden.’ Don Julio: ‘Hij ging de verdrukten bevrijden, en daarom moest hij een van hún zijn. Als hij gekomen zou zijn om de rijken te bevrijden, zou hij rijk geboren zijn.’ Pablo: ‘De rijken hebben geen bevrijding nodig, de armen wel. De uitbuiters zijn niet degenen die bevrijd gaan worden.’ Oscar: ‘Ze zullen bevrijd worden van hun uitbuiting.’ Olivia: ‘De rijken zowel als de armen zullen bevrijd worden. Wij armen zullen bevrijd worden van de rijken. De rijken zullen van zichzelf bevrijd worden, dat wil zeggen, van hun rijkdom. Want zij zijn méér slaaf dan wij.’ Het is altijd heilzaam om bekende Bijbelverhalen te horen met oren uit een andere cultuur, uit een andere levenssituatie dan de onze. Maar ik word er wel verlegen van. Ik hoor vragen afkomen op mij, op ons: Wat betekent die andere manier van luisteren voor ons, voor onze rijkdom? Waarvan moeten wij bevrijd worden? En hoe kan het dat (wij) christenen in ons werelddeel politiek meestal in het makkelijke midden staan?