Tweede Kerstdag is een vreemde vierdag. Geen zondag, maar ook geen gewone weekdag. In de Middeleeuwen zijn er steeds feestdagen toegevoegd aan de grote kerkelijke feesten, om nog een extra dag vrij en plezier (en markten) te hebben. Maar eigenlijk was 26 december vanouds geen dag om aan het kerstkind te denken, maar om een martelaar te gedenken: Stefanus. Hij was één van de eerste diakenen van de Jezusgemeente in Jeruzalem. Net als de herders van Bethlehem zag hij de hemel opengaan – maar toen werd hij gestenigd om zijn geloof in Messias Jezus (zijn levensverhaal staat in het boek Handelingen, in de hoofdstukken 6 en 7). Het samenvallen van deze dagen is een aanwijzing dat de geboorte van het kind in de kribbe verzet oproept. Allerlei machtigen voelen zich in hun macht aangetast. Een kerk die voor deze macht niet wijkt zal de gevolgen merken. Zoals het kerstkind Jezus het zelf in zijn leven aan den lijve gevoeld heeft – en het niet uit de weg is gegaan.

Ik was enige tijd geleden een kerstboom aan het bestellen. “Wilt u er een   kruis bij?”, vroeg de kerst-man. “Ja, doe er maar een kruis onder”, antwoordde ik. Ik zei nog net niet: bij een kerstboom hoort ook een kruis…            Maar ik dacht bij mezelf wel: ja, dat is wonderlijk waar: het fundament van Kerst is Pasen! Daarheen leidt ons dit kind…Kerst belooft meer dan kortstondige glitter. Kerst-feest is Christus-feest, en zo wordt dat feest door alle tijden heen gedragen, door mensen die de weg van Christus op zich nemen. In geloof, hopend op het waar woorden van de belofte die nog uitstaat: de komst van een Rijk van liefde.

Een stoet van getuigen door de eeuwen heen trekt ons mee op deze weg. De prediker die in het boek Hebreeën aan het woord is somt (in hoofdstuk 11) een lange rij op. En die lijst kan eindeloos geactualiseerd worden, en dat gebeurt ook steeds – tot de tijd dáár is. En dat zal niet zonder ons zijn, voegt de prediker van Hebreeën tenslotte bemoedigend toe.

Dit beluister ik in een lied, dat zowel bij de kerstnacht als bij de paasnacht past:

Nacht van droom en van verlangen

            draagt het schemerlicht ternauwernood.

            Onuitwisbaar groeit verlossing

            in de barensweeën van de tijd.

            Onmiskenbaar moe gedragen

            wijkt het duister voor het volle licht.

            Dan zingen sterren van de hemel

            één voor één

            rivieren dansen de woestijn in

            meer dan twee

            wij lopen recht op kronkelpaden

            naar jou toe.                                                          [Jannet Delver, cd ‘Tussen de tijd’]

Dat is de adventsbelofte die juist na Kerst des te meer geldt en wenkt – langs Pasen en verder.

Harry Pals