Ton Veerkamp is dood.                                        Zijn gezondheid was al lange tijd fragiel, zijn overlijden niet echt onverwacht, zijn leeftijd wat men noemt een gezegende. Voor velen in Nederland en Duitsland was Ton Veerkamp een ware Rabbi. Hij leerde ons dat bijbel en politiek onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat een a-politieke bijbel een contradictio in terminis is. Hij ging dwars in tegen een christendommelijke interpretatie van TENACH en Evangelie maar ook tegen modieus links. Zijn stijl was polemisch en dat had alles te maken met zijn woede over de verkeerde wereld waarin hij leven moest en waar hij zich niet bij kon neerleggen. Zijn Credo was Jesaja 45, 18: Ja, zo heeft de ENE gesproken die de hemel schept, hij is het: God; […] niet als warboel (tohoe) heeft hij haar geschapen, om er te wonen heeft hij haar gevormd – ik ben de ENE en geen ander. Dat hield hem op de been, daarmee hield hij ons op de been.

Zijn polemische stijl kan ertoe leiden dat je uit het oog verliest dat Ton Veerkamp in de waarste zin van het woord een geleerde, een Schriftgeleerde was. Zijn exegeses getuigen van een solide kennis van de grondtalen (Hebreeuws, Aramees en Grieks) en de precisie waarmee hij de teksten las. Hij was, dankzij een gedegen Jezuïtische scholing, goed thuis in filosofie en economie. De marxistische theorie was voor hem geen jargon maar een bron van echte kennis.

Misschien was het die polemische stijl die ervoor zorgde dat de academische theologie van hem nauwelijks nota nam. Gedeerd heeft het hem niet. Een schandaal blijft het wel. Horen wij tenslotte Ton zelf. In zijn autobiografie, Abschied von einem messianischen Jahrhundert (2019) antwoordt hij op de vraag, wat hem door de jaren politiek op de been gehouden heeft: “Ten eerste: het kind van Marianne en mij. Wie een kind op de wereld zet heeft de voortdurende plicht ervoor te zorgen dat deze wereld een menswaardige is. Ten tweede: Ik had het privilege dat ik mijn hele leven samen kon zijn met oprechte en waarachtige mensen: in mijn Amsterdamse familie, met jeugdvrienden, bij de Jezuïeten, met de vrienden en vriendinnen in New York en bij mijn werk in Berlijn en elders, en vooral met mijn vrouw, onze dochter en de twee kleinkinderen. Zij waren en zijn het die mij een ‘aufrechte Gang’ mogelijk maakten – zij het met vallen en opstaan.” Of, korter nog, de boodschap die hij ons meegeeft: Het verhaal blijft. Zijn gedachtenis zij ons tot zegen.