Een essay van Rutger Claassen, hoogleraar politieke filosofie en economische ethiek, ‘Bedrijven als politieke activisten’ in De Groene van 29.7.2021 herinnert mij aan een uitspraak van Brecht op het Internationale Schrijverscongres ter verdediging van de cultuur tegen het Nationaalsocialisme in Parijs in 1935: ‘Laten wij het over de eigendomsverhoudingen hebben.’ Claassen doet een goed woord voor een politiek actief bedrijfsleven, mits dat activisme democratisch verantwoord wordt. Hij beseft ook dat daarvoor ‘een economische omwenteling’ vereist is. Dat klinkt heel radicaal maar die omwenteling blijkt vervolgens niet verder te gaan dan het ‘handelen conform bredere maatschappelijke normen profitable te maken voor bedrijven’. Want ‘het blijft vaak lastig [een understatement van jewelste] om voorbij de eisen van de aandeelhouders te gaan’. ‘Maatschappelijk verantwoorde acties […] vertegenwoordigen onnodige kosten voor de aandeelhouders’. Het ‘aandeelhouderskapitalisme’ is nu eenmaal ‘een winstmachine’. En, schrijft Claassen, ‘dat is geheel begrijpelijk, zolang overleven op de markt voor bedrijven het equivalent is van “de volgende dag halen” voor gewone mensen.’ De oplossing zoekt Claassen in ‘instituties die een prijskaartje hangen aan maatschappelijk ongewenst gedrag’ resp. de ‘invoering van een progressieve winstbelasting’. Ik hoor de aandeelhouders denken: alles OK, zolang het maar profitable blijft. Ook een kapitalisme dat bereid is tot maatschappelijk verantwoorde acties blijft onderworpen aan de keiharde wet van het winstmaken. Buiten zicht blijft de olifant in de kamer: de eigendomsverhoudingen en hoe die te veranderen. Anders gezegd: een radicale democratisering van de economie. Maar die vereist de ‘onteigening van de eigenaars’ (Marx). En dat blijft lastig. Zeker zolang de olifant onzichtbaar blijft.

Dick Boer